Werken met ingesloten 3D-objecten
Als u wilt werken met ingesloten 3D-inhoud, moet u deze activeren. Selecteer het Handje en klik op het 3D-object of klik met de rechtermuisknop en kies 3D activeren. Hiermee ziet u de 3D-functies.
Dit is de standaardlay-out van de 3D-functies. U kunt meer functies kiezen als u met de rechtermuisknop op een ingesloten 3D-object klikt en de opdracht 3D-functies uitvouwen selecteert. Ga naar De uitgebreide werkbalk 3D voor meer informatie over deze extra functies.
Werkbalkknoppen (van links naar rechts):
Weergeven
1. Draai het object om een as.
2. Draai het object om een punt.
3. Pan het object binnen het gebied van het 3D-element.
4. Wijzig het perspectief en de afstand (wandelen).
5. Zoom in of uit.
Meten
6. Meet randen en afstanden tussen punten. Raadpleeg voor meer informatie: 3D-objecten meten.
Modelstructuur
7. Geef de 3D-modelhiërarchie weer. Raadpleeg voor meer informatie: Modelstructuur.
Open
8. Schakel terug naar de standaardweergave.
9. Sla een weergave van het 3D-object op. U kunt later een van de opgeslagen weergaven kiezen via het snelmenu van het object of de uitgebreide werkbalk 3D.
Animatie
10. Speel het object af (of onderbreek het afspelen) als het om een ingesloten 3D-object met animatie gaat.
Achtergrond
11. Selecteer in het palet een achtergrondkleur.
Tip
Zie Het snelmenu van 3D-objecten voor meer informatie.